Infecties
Ziekte ontstaat wanneer ziekteverwekkende micro-organismen ons lichaam binnendringen (infectie) en zich daar kunnen vermenigvuldigen. Deze mogelijkheid ontwikkelt zich wanneer het lichaam niet voldoende weerstand meer kan bieden. Weerstand kan verminderen door o.a. slechte voeding, slechte hygiëne, ongunstig klimaat, slechte lichamelijke of geestelijke conditie en het stijgen van de leeftijd. Het belangrijkste middel om infectie en de daaruit volgende ziekte te voorkomen is hygiëne. Onder hygiëne verstaat men het geheel van maatregelen dat onze gezondheid in stand houdt en ziekten en/of uitbreiding van ziekten voorkomt. Om maatregelen ter voorkoming van infectie te kunnen nemen is het goed eerst te bedenken op welke wijze micro-organismen het lichaam kunnen binnendringen. We kennen de volgende infectiemogelijkheden:
Contactinfecties
Darminfecties
Infecties in de bloedbaan
Druppelinfecties: Oorzaak: bron van deze infectie is de besmettelijke persoon, die bij uitademing, hoesten en niezen de ziektekiemen overdraagt.
Bestrijding:
- Aanhoesten voorkomen
- Goed ventileren
- Stofbestrijding door regelmatig schoonmaken
- Gebruik maken van weggooimateriaal
- Ontsmetten van gebruiksvoorwerpen
- Zo mogelijk isoleren van besmettelijke personen
(Bron: Gewondenzorg onder rampomstandigheden / P. Bos (red.). – Den Haag: Het Oranje Kruis, 1980)
Ziektekiemen
Ziektekiemen zijn heel kleine en alleen onder een microscoop zichtbare eencellige organismen die in aantal toenemen door zich te delen en dat bij voorkeur doen in het warme menselijke lichaam. Komen ziektekiemen het lichaam binnen (besmetting) en gaan ze zich daarna vermeerderen en verspreiden (infectie) dan kan er een ontsteking ontstaan of een infectieziekte. Welke van de twee, hangt af van het soort ziektekiem (elk soort veroorzaakt zijn eigen ziekte), van de virulentie (kwaadaardigheid van de ziektekiem) en van de weerstand en immuniteit die de besmette persoon heeft. We kennen de volgende ziektekiemen:
Bacteriën
Schimmels en gisten
Protozoën
Virussen: Een virus is nog kleiner dan een bacterie en kan zich in tegenstelling tot bacteriën alleen vermenigvuldigen in levend weefsel.
Infectieziekten: Sommige ziektekiemen veroorzaken na het binnendringen in het lichaam geen plaatselijke ontsteking, maar verspreiden zich direct over het hele lichaam dat ze dan ook helemaal ziek maken. Bij elke infectieziekte verloopt er een bepaalde tijd tussen het moment van besmetting en het uitbreken van de ziekte (incubatietijd). Bij de afweer van het lichaam tegen infectieziekten spelen de witte bloedlichaampjes niet zo’n belangrijke rol als bij ontstekingen. De afweer tegen infectieziekten bestaat uit het immuun zijn of immuun worden. Wanneer ziektekiemen in ons lichaam binnendringen, kunnen bepaalde cellen daarop reageren met het maken van stoffen, die zich tegen de binnendringende stoffen kunnen verzetten. De ziektekiem die binnendringt, noemen we antigeen. Het lichaam reageert daarop met het maken van antistoffen of antilichamen. Het antigeen gaat met het antilichaam een verbinding aan, waardoor het antigeen onschadelijk wordt gemaakt. Wanneer we spreken over immuniteit, bedoelen we onvatbaarheid of niet-meer-gevoelig-zijn voor ziektekiemen omdat het lichaam er antistoffen voor in voorraad heeft, ze zelf maakt of toegediend krijgt.
We onderscheiden actieve immuniteit en passieve immuniteit:
Actieve immuniteit. Het lichaam maakt zelf antistoffen:
- Tegen binnendringende ziektekiemen, men moet dus eerst een keer ziek worden
- Door toedienen van verzwakte of dode ziektekiemen (vaccineren) waardoor het lichaam niet ziek wordt
Passieve immuniteit: hierbij krijgt men antistoffen zonder ze zelf te maken:
- Het kind heeft ze vóór de geboorte van de moeder overgenomen
- Ze worden via een seruminjectie toegediend wanneer men ziek is en zelf weinig/geen/niet snel genoeg antilichamen kan maken
(Bron: Ziektenkunde ISBN 90-238-3306-6)